Mijn matras

 

Ik loop buiten en blijf staan, zoals ik wel vaker doe, bij een afgedankte matras. Deze matras, vraagt mijn aandacht omdat zij wel heel erg wulps, ja zelfs schaamteloos, lui tegen een boom leunt. Haar rechterheup steekt verleidelijk naar voren. Zij toont een vlek zie ik, een grote vormloze gore vlek. Als ik doorloop en nog een keer omkijk, kijkt zij mij vanuit een ander hoek geraffineerd na. Zeker een zich prostituerende matras, concludeer ik. Gniffelend zet ik mijn weg voort.

Ik herinner me hoe ik destijds van mijn matras afkwam. Een loodzwaar geval met binnen-vering en zonder van die handige handvatten. Via de trap moest ze. Eerst de matras in positie brengen en dan duwen. Bij de eerste de beste bocht in de trap blijft ze steken. Wij staan bovenaan machteloos te duwen en daarna te trekken. Muurvast zit ze. Mijn toenmalige partner glijdt over de matras naar beneden en tracht enige beweging te forceren. Vergeefs. We lassen een kort overleg in, met het lijdend voorwerp tussen ons in. Op de zijkant naar beneden laten glijden, dat is het plan. Inderdaad ze glijdt, eerst langzaam, dan snel en vervolgens veel te snel. . Aan de muur hangen schilderijen. Ze veegt ze achter elkaar één voor één van de muur.

De stoep is smal. Even overwegen wij haar tegen een auto te plaatsen. Om ons een vloekende chauffeur de volgende morgen te besparen leggen we haar languit op de stoep. Haar vlekken schaamteloos etalerend. Een andere keus hebben we niet. Staand op de matras kan hij makkelijk z’n auto in, opperen we. Voetgangers, ook die met hoge hakken, moeten over de matras hun weg over het trottoir voortzetten. ‘Morgen is ze weg, hoop ik’ roep ik nog, terwijl ik de deur sluit.

 

 

 

 

Plaats een reactie